Gedenksteen
“Wat zijn mannen toch dwazen…”

Op 11 november herdenken we onze doden uit beide wereldoorlogen en zeggen samen heel luid “Vier vrede”, waarbij we Euripides vergeten die in zijn treurspel ‘De Trojaanse vrouwen’ een opvatting over oorlogvoerende mannen geeft. Bovendien zijn er heel wat boeken over veldslagen, militaire tactiek, generaals en oorlogstuig te vinden, maar burgerslachtoffers worden vaak vergeten. Er zijn natuurlijk verslagen van de gruwelen in Oradour-sur-Glane, Lidice, Nanking, Katyn, Vinkt, Babi Jar en vele andere. We kennen ook de verschrikkingen tijdens wereldoorlog I in ons eigen Dendermonde en de vreselijke dood van jongemannen aan de Scheldebrug in WO II. Tijd om ook wat meer aandacht voor de burgerslachtoffers van oorlogen te vragen. Oorlogen, die steeds gruwelijk zijn en veel te vaak ook zinloos…

Euripides en de Trojaanse vrouwen

“Wat zijn mannen toch dwazen dat ze een stad met de grond gelijk maken waarbij ze graven, tempels en heilige plaatsen verwoesten terwijl ze zelf kort erna zullen sterven”, klinkt het bij Euripides in zijn ‘Trojaanse vrouwen’, een Griekse tragedie. Spijtig genoeg vinden we deze ‘dwaze mannen’ ook te vaak terug in het dagelijkse leven. Conflicten worden gestart om onduidelijke redenen; mannen, vrouwen en kinderen verliezen hun leven in onzinnige strijd en geweld; wie de oorlog begon, ontspringt vaak zelf nog de dans en leeft verder alsof er nooit iets gebeurde. Voor de ‘gewone man in de straat’ is het echter nooit meer als voorheen. Te veel bekende en gekende mannen, vrouwen en kinderen komen nooit meer terug. Hele families worden gedecimeerd en het aantal weduwen, weduwnaars en wezen valt nauwelijks te tellen. Ook in beide wereldoorlogen, die we op 1 en 11 november herdenken, was dit het geval. Ter verduidelijking, onder burgerslachtoffers worden niet alleen deze personen bedoeld die als gevolg van de oorlogsgebeurtenissen zijn overleden. Het gaat ook om personen die bv. begin september 1914 zijn weggevoerd naar Duitsland en die vanaf oktober 1916 werden opgeëist om als dwangarbeiders-slaven te gaan werken dicht bij het front of in de industrie in Duitsland. Ook in wereldoorlog II hebben heel wat burgers dit wrede lot meegemaakt. Natuurlijk gaat het dan ook om het lot en de beproevingen die mensen moesten ondergaan, want zoals in elk conflict zijn zij de grootste slachtoffers van de “spielerei” van de hoge heren.

Wereldoorlog I

Op dinsdag 4 augustus 1914 trokken Duitse troepen de grens over om na vele gruweldaden, brandstichtingen, massamoorden en deportaties enkele maanden later aan de IJzer in de modder te blijven steken voor de volgende vier jaar. Dat Dendermonde niet gespaard bleef, is een gekend feit. Mannen, vrouwen, kinderen, ouderen vermoord, huizen in brand gestoken, leeg geroofd, kortom een ongekende terreur volgde in het spoor van de Duitse inval sinds augustus 1914. De Duitsers hanteerden een afschrikkingstactiek, die resulteerde in ontzettend veel burgerslachtoffers. Vaak werden de verhalen over de ‘franc tireurs’ door de eigen Duitse legerleiding en soldaten gevoed door ‘valse geruchten’. Op 16 september 1914 meldde “De Nieuwe Gazet”: “Te Oudegem hebben twee pelotons Duitse kurassiers op elkaar geschoten door de duisternis misleid. Men heeft 86 lijken op het slagveld gevonden.” Historici en specialisten zijn het er over eens dat al deze wreedheden tegen de bevolking tot doel hadden de bevolking te waarschuwen voor de terreur die zou volgen als men zich tegen deze doortocht van het Duitse leger zou verzetten.

Deelgemeenten

Niet alleen Dendermonde-Centrum had het hard te verduren. Ook de deelgemeenten bleven niet gespaard. In Het “Fondsenblad” van 1 oktober 1914 verschenen enkele verhalen over “Duitse gruwelen”. “Een soldaat, wielrijder-verkenner verhaalt het volgende. De 22ste september was ik met mijn makkers op verkenning uit. Te Sint-Gillis-bij-Dendermonde ontmoetten wij een arme vrouw met vier kleine kinderen, die al wenend langs de straten slenterden. Wij vroegen naar de oorzaak van haar droefheid. Daarop verhaalde ons de sukkel dat haar man en haar broers zich in een groep bevonden van tien mannen die door de Duitsers werden meegeleid. De vrouwen smeekten tevergeefs hun mannen vrij te laten. Een der Duitsers zegde haar: “Wees gerust, uw man zal terugkeren.” Vijf dagen nadien evenwel werden de lijken der ongelukkigen gevonden. Hun handen waren afgekapt en zij hadden nog andere vreselijke verminkingen ondergaan.”

In Appels hadden de kanonnen het postbureel en al de huizen van de Rijkelstraat beschoten. Pastoor Van der Donckt schrijft in zijn ‘liber memorialis’: “Rond één uur ‘smiddags van denzelfden 4de  september plaatsten de Duitsers eenige kanonnen aan het Kapelleken van O.L. Vrouw van Lourdes en beschoten verscheidene huizen rond de kerk en in de Ryckelstraat. Theophiel Vanden Bossche die in den kelder van De Rouck-Walleyn in de Ryckelstraat met andere menschen verscholen zat werd er door eenen Duitschen soldaat moedwillig doodgeschoten. Een kind van tien maanden oud met name Yvonna Balthazar werd ook in de Ryckelstraat doodgeschoten. Een Duitsche barbaar heeft het lijkje met zijne bajonette doorstoken. Casimir Laureys na door eenen kogel getroffen te zijn viel neder in het huis van Jozef De Vis.”

Zo zouden we nog vele bladzijden kunnen doorgaan. In alle oorlogen vallen te veel slachtoffers, militairen en burgers. Op 11 november kunnen we samen ‘Vrede Vieren’ en alle slachtoffers van alle, vaak overbodige, oorlogen herdenken en danken voor hun aandeel in onze vrijheid.

Luc De Donder

 

 

Zoeken

Dekenaal nieuws