Sint-Egidius ... onze patroonheilige
Egidius moet geboren zijn in Griekenland rond het jaar 640. Hij ligt begraven in de kerk die gebouwd is op de plek waar hij heeft geleefd. Daar werd een kloostertje gebouwd en werd de plaats naar hem genoemd: Saint-Gilles, in de nabijheid van de stad Nîmes. Saint-Gilles groeide in de Middeleeuwen uit tot een druk bezocht bedevaartcentrum op de route naar Compostella. Zo is Egidius één van de Veertien Noodhelpers geworden; daar neemt hij een uitzonderlijke plaats in, want hij is de enige niet-martelaar onder hen. Omdat zijn feestdag zo gunstig in het seizoen lag, was het in vele plaatsen op 1 september Sint-Gillismarkt. Bij ons is het op de eerste zondag van september kermis en bloemenstoet; de viering volgt de zondag nadien, op 11 september. Sint-Gillis wordt afgebeeld als eremiet (kluizenaar) in de eenzaamheid, meestal met een reekoe naast zich. Hij is de patroon van Edinburgh, Toulouse, Karinthië, Neurenberg, Saint-Gilles (België), Saint-Gilles-du-Gard (Languedoc), Sankt Gilgen (in Oostenrijk), Sint-Gillis-bij-Dendermonde, Sint-Gillis-Waas, enz … Daarnaast is hij de patroon van jagers en boogschutters; van herders en paardenhandelaren; van slijpers en smeden; van bedelaars … Hij wordt aangeroepen voor allerlei ziekten en kwalen; bij storm en ontij; tegen angst en ongeluk …

Een mooi radioverhaal volgt.

Het is alsof Sint-Gillis (Egidius) er tot ons spreekt.

“U zult wel verbaasd zijn dat ik u vandaag toespreek. Want zoals u weet valt Sint-Gillis op 1 september. En met het onderwerp, jagen, heb ik ook niets. Het enige dat ik najoeg in mijn leven, was de stilte van het gebed en ongestoord verwijlen bij de dingen van God. Dat brengt mij wel op de vraag wat u eigenlijk najaagt in uw leven. Ik wil het met u hebben over de ervaring dat je opgejaagd wórdt. Dat ze je achternazitten en niet met rust laten. Kent u dat gevoel? Ik wel. In mijn land van herkomst, Griekenland, wilden ze mij bisschop maken. Daar was ik volkomen ongeschikt voor. Maar hoe meer ik dat zei, hoe meer ze mij bewonderden. Ze geloofden me niet. Toen ben ik gevlucht. Ver weg naar het westen. Helemaal tot in Gallië, Frankrijk. Daar verstopte ik mij diep in een ondoordringbaar bos, bij een bron. Ik bouwde een hutje. Eindelijk had ik gevonden wat ik najoeg. De stille eenzaamheid van het kluizenaarsbestaan. Ik leefde van de bosvruchten en sloot vriendschap met de dieren. Heerlijk. Op een dag was er lawaai in het bos. Een hinde sprong brullend van angst door het dichte struikgewas en ging recht tegen mij op staan. Ik verloor zowat mijn evenwicht. Het arme dier trilde over het hele lijf, de ogen groot opgezet van paniek. Haar angstkreten gingen door merg en been. Ik sloeg mijn mantel om haar heen en probeerde haar te kalmeren. In de verte hoorde ik het blaffen van jachthonden, en stemmen die iets riepen. Blijkbaar was mijn hinde op de vlucht voor een jachtpartij. De struiken waren zo ondoordringbaar dat zelfs de jachthonden er niet door konden. Maar toch kwam het geluid steeds dichterbij. Ik hoorde kapgeluiden. Ze waren bezig zich een weg te banen in mijn richting. Het dier in mijn armen kroop zowat in me. Plotseling vloog er iets dwars door het struikgewas: een pijl. Hij miste het dier, maar kwam in mijn bovenarm terecht. Dat deed flink pijn.

Eindelijk stonden ze vóór me, de jagers. Stomverbaasd dat ze hier een mens aantroffen. En nog wel met mijn armen om het dier waar zij achteraan hadden gezeten. De op goed geluk afgeschoten pijl in mijn arm wees bijna als een beschuldigende vinger in hun richting. De honden jankten en slopen om mij heen, maar durfden niet dichterbij te komen. De aanvoerder kwam naar voren en stelde zich voor als de koning aan wie dit bos toebehoorde. Het was zijn jachtgebied. Hij vroeg mij wat ik daar deed. Een van zijn hoge gasten sprak mijn taal en fungeerde als tolk. Ik maakte er gebruik van om vrijgeleide te bepleiten voor mijn hinde. Ik legde uit dat jagen angst inboezemt: niet alleen bij dieren, ook bij mensen. Ik vertelde hem dat dit hele tafereel wel erg aan Christus deed denken. In de hinde zag ik het lot van vele mensen die opgejaagd werden en een veilig heenkomen zochten. En dat ze het vonden bij Christus. De pijl in mijn arm herinnerde aan de pijn die Christus heeft overgehad voor de mensen die bij hem zijn toevlucht zochten. De koning was onder de indruk. Hij beval zijn heelmeesters mijn wond te verzorgen en schonk mij het terrein om daar een kloostertje te beginnen. U kent het als Saint-Gilles du Gard in Zuid-Frankrijk. Mijn verhaal herinnert aan Jezus’ woorden: ‘Word je achterna gezeten of opgejaagd, heb je geen rust? Kom maar bij Mij. Ik zal je rust en veiligheid geven.’ ’’

Pastoor Paul

Zoeken

Dekenaal nieuws